Een onscherpe foto valt direct op en worden vaak als mislukt bestempeld. In dit artikel leer je scherpe foto’s te maken. Je ontdekt welke camera-eigenschappen bijdragen aan een scherpe foto. Toch hoeft een foto lang niet altijd super scherp te zijn. Bewogen foto’s kunnen de dynamiek van het onderwerp heel mooi weergeven. Maar hoe maak je zo’n bewogen foto eigenlijk?
Tekst & Fotografie: André Crone
In deel 1 van deze serie zag je dat het ingestelde diafragma bepaalt hoeveel scherptediepte je hebt in je foto. Een kleine opening van het diafragma, aangegeven met een groot diafragmagetal, geeft meer scherptediepte. De soort lens speelt daar een belangrijke rol bij. Groothoeklenzen geven relatief veel cherptediepte. Telelenzen geven relatief weinig scherptediepte. De gebruikte afbeeldingsmaatstaf speelt eveneens een rol. Dat is een ingewikkeld woord voor de verhouding tussen de grootte van je onderwerp ten opzichte van de grootte van de beeldchip van je camera. Het komt het erop neer dat de scherptediepte afneemt naarmate je dichter bij je onderwerp fotografeert. Dit is relevant om te weten, omdat je bij macrofotografie dichtbij aan het fotograferen bent. Ook het type camera kan de scherptediepte beïnvloeden. Hierbij gaat het vooral om de grootte van de beeldchip die in je camera zit. De kleine beeldchip in compact camera’s geeft veel scherptediepte. Een relatief grote beeldchip van spiegelreflexcamera’s, geeft je juist minder scherptediepte. Dit kun je eenvoudig testen door een identieke foto met dezelfde beelduitsnede te maken met een compact camera en een spiegelreflexcamera. Let er op dat je ook dezelfde diafragma-instelling gebruikt. Deze eigenschap van compact camera’s kan in sommige gevallen tot geweldige resultaten leiden; resultaten die je met een vaak veel duurdere spiegelreflexcamera niet kunt halen!
Veel scherptediepte is niet in iedere opname even zinvol. Onscherpte door weinig scherptediepte hoeft helemaal niet storend te zijn, het kan zelfs bijdragen aan een artistieke foto. Foto 1 laat zien dat weinig scherptediepte bijdraagt aan het beeld. Deze gorgoon is gefotografeerd op ongeveer veertig meter diepte. Je hebt een kleine diafragmaopening nodig als je veel scherptediepte wilt. Door deze opening komt echter weinig licht. Hierdoor kan de achtergrond van deze foto erg snel donker worden. Dit geeft dan weer een minder mooie foto. Veel scherptediepte is in dit geval onnodig, omdat het redelijk vlakke onderwerp toch wel scherp in beeld komt. Er zijn onderwerpen die simpelweg te groot zijn om volledig scherp in beeld te krijgen. Deze foto 2 van een dwergvinvis bijvoorbeeld. Door de lengte van het dier is het onmogelijk om zowel de kop als de staart volledig scherp in beeld te brengen. De scherptediepte van de camera is bij een dergelijk onderwerp ontoereikend. Zoveel scherptediepte heeft onder water niet eens zin. De staart van het dier is vrij ver verwijderd van de camera, de afstand is toch snel enkele meters. Je moet wel een heel goed zicht hebben als je een partij in je foto op die afstand scherp in beeld wilt krijgen.
Nauwkeurig scherpstellen
Je moet uiteraard goed scherpstellen als je een foto maakt. Het zogenaamde scherpstelvlak moet exact op het juiste punt liggen. Een foto kan heel scherp zijn, maar voor je gevoel toch onscherp lijken. In dit geval is meestal het hoofdonderwerp van een foto niet goed scherp. Het hoofdonderwerp is vaak het oog van het dier. Kijk maar eens naar foto 3. Deze foto heeft heel weinig scherptediepte, omdat hij van heel dichtbij is gemaakt. Er waren zelfs extra voorzetlenzen nodig om deze kleine garnaal beeldvullend te kunnen fotograferen. Het oog is scherp. De foto zou mislukt zijn als dat niet zo was. Een dergelijk beeld bereik je makkelijker als je handmatig scherpstelt, dan heb je meer controle. Je camera(huis) moet handmatige scherpstelling wel ondersteunen.
Bij een groter onderwerp zoals de beluga op foto 4 ligt de ligging van het scherpstelvlak minder gevoelig. Deze foto is met een groothoeklens gemaakt, waardoor je meer scherptediepte tot je beschikking hebt. Deze foto is met de autofocus van de camera gemaakt, een noodzaak bij zo’n snel zwemmend onderwerp.
Beweging
Bewogen foto’s zijn vaak onscherp en daardoor mislukt. Maar een bewust toegepaste bewegingsonscherpte kan tot zeer verrassende resultaten leiden. Beweging voegt actie toe aan een foto. Foto 5 is precies zo bedoeld. De beweging in het achterlijf van de zeeluipaard maakt de foto veel dynamischer.
Een ander voorbeeld is foto 6. De sluitertijd was ongeveer één seconde. Tijdens de opname is de camera bewust meegetrokken met het onderwerp. Hierdoor ontstaat een vage, bewogen, streperige achtergrond. Maar hoe krijg je dan toch bepaalde delen van de foto scherp? Veel camera’s ondersteunen flitsen op het tweede gordijn. Normaal gaat de flitser af zodra een foto wordt gemaakt. Bij flitsen op het tweede gordijn gaat de flitser pas af aan het einde van de opname. De flits aan het eind bevriest de onderwerpen in het beeld die zich het dichtst bij de camera bevinden.
De school vis op foto 7 is gemaakt tijdens een hele vroege duik. Een vrij lange sluitertijd was nodig om nog enigszins licht in de achtergrond te krijgen. De opname krijgt dynamiek doordat de vissen achterin de school bewogen zijn. Je ziet duidelijk dat de school zwemt. Op foto 8 zie je dit nog extremer. Deze foto was abstract bedoeld. Een lange sluitertijd met een flits op het tweede gordijn bewerkstelligde het beoogde effect.
Je kunt ook boven water gebruikmaken van bewegingsfotografie. Foto 9 is gemaakt met een lange sluitertijd. Je ziet heel veel beweging in de handen van de zwaaiende kinderen. De meeste gezichten zijn wel scherp dankzij een invulflitser. Voor een andere vorm van bewegingsfotografie heb je een statief nodig. De waterval op foto 10 is gemaakt in een donker bos in Tasmanie. Vanwege het gebrek aan licht was een lange sluitertijd noodzaak. Daardoor werd het water van de waterval wollig. Door het gebruik van een statief kwamen de bewegingsloze stenen wel scherp in beeld. Had je bij dergelijke foto de camera vastgehouden, waren de stenen onherroepelijk bewogen. Een andere tip is om gebruik te maken van het zogenaamde blauwe uurtje. Het blauwe uurtje is een term die fotografen gebruiken voor het uur net na zonsondergang. Er blijkt in die periode nog voldoende licht in de lucht te zitten voor mooie foto’s. Ook hier zijn lange sluitertijden en een statief nodig om ongewenste beweging te voorkomen. Foto 11 is gemaakt in een haven in Tasmanie. De foto krijgtn een mysterieuze sfeer doordat ze na zonsondergang is gemaakt. Ook hier zie je hetzelfde wollige water als bij de waterval.
Conclusie
Een goede foto moet aan een groot aantal criteria voldoen. Zo moet Een goede foto moet scherp zijn. In de regel moet het hoofdonderwerp van een foto scherp zijn. Correct scherpstellen is dan ook van groot belang. Bewegingsonscherpte, mits bewust toegepast, kan tot verrassende artistieke resultaten leiden. Met dergelijke foto’s leg je niet alleen de omgeving vast, maar ook de emotie die de fotograaf in het onderwerp zag. Vergeet niet dat een bewogen foto een heel apart effect kan brengen, maar dat het ook nog heel erg leuk is om dergelijke foto's te maken.
De auteur
André Crone is een vast gezicht voor Duikmagazine en de eigenaar van Elysia Productions. Hiernaast publiceert hij ook regelmatig in internationale tijdschriften zoals Unterwasser, SvbAqva en Neptune. Hij heeft ook een groot deel van de NOB specialty digitale onderwaterfotografie geschreven. Kijk voor meer informatie over onderwaterfotografie- cursussen en workshops op deze wite. Tijdens deze cursussen wordt nog meer informatie over de achtergrond van de beschreven onderwerpen gegeven.
Reactie toevoegen